Wat is bijvangst?
Bijvangst in de visserij is in de meest letterlijke zin ‘vangst van andere soorten (vissen, vogels, zoogdieren) dan de vis die je wilde vangen’. Echter, er is veel vervuiling van het begrip bijvangst. Helaas worden veel verschillende termen en betekenissen op een hoop gegooid: gewenste bijvangst, ongewenste bijvangst, teruggegooide bijvangst, aangelande bijvangst, ondermaatse bijvangst en maatse bijvangst.Gemengde samenstelling van bodemvisserij in de Noordzee
Credit: Wageningen Marine Research/ Edwin van Helmond
Waar kijkt MSC naar?
Als je vis met het MSC-keurmerk koopt (laten we zeggen, schol) dan weet je als consument zeker dat deze afkomstig is uit een duurzame visserij. Dat betekent dat de manier waarop die schol werd gevangen duurzaam is én dat de vis door de hele keten te traceren is naar die duurzame visserij.
De MSC visserijstandaard hanteert drie principes om te bepalen of een vis duurzaam wordt gevangen: P1) geen overbevissing / duurzaam bestandsniveau P2) minimaliseren van de invloed op het ecosysteem en P3) goed beheer, waaronder goede controle en handhaving van afspraken. Bij P2 gaat het dan bijvoorbeeld over bescherming van kwetsbare gebieden en – daar is ‘ie - bijvangst. De visserij moet zodanig gebeuren dat andere soorten (waarvoor geen certificering wordt aangevraagd) die worden gevangen daarvan geen significant negatief effect ondervinden. Daarnaast verplicht MSC gecertificeerde visserijen om bijvangst zoveel mogelijk te verminderen. MSC kijkt daarbij naar drie soorten bijvangst:
a) primaire bijvangst (bijvangst van andere beheerde vissoorten);
b) secundaire bijvangst (bijvangst van andere onbeheerde vissoorten of van soorten die zelf nooit MSC-gecertificeerd kunnen zijn (zoals vogels of zoogdieren);
c) bijvangst van soorten die bedreigd zijn en aanvullende wettelijke bescherming hebben.
Een voorbeeld: schol
MSC-gecertificeerde visserij op schol in de Noordzee gebeurt onder andere met twinrig netten die over de zeebodem scheren. De bedoeling is om schol te vangen, maar ook andere vis die vlak boven de bodem zwemt, zoals bijvoorbeeld kabeljauw, belandt in de netten. Je kunt zeggen dat kabeljauwvangst gewenste bijvangst is, want hij is economisch waardevol. Aangezien kabeljauw ook een beheerde vissoort is (er worden door de EU, net als voor schol, quota voor ingesteld), is kabeljauw een primaire bijvangst soort (ofwel type a). Maar er komt ook poon in de netten terecht. Poon is onbeheerd (er worden geen quota ingesteld), en is daarmee een secundaire bijvangst (type b). Tot slot is het mogelijk dat bijvoorbeeld een bruinvis (een dolfijnsoort) bij het halen van de netten verstrikt zou raken in het tuig. Aangezien de bruinvis een beschermde diersoort is, gaat dat om type c bijvangst.Welk type bijvangst kan voor MSC binnen een duurzame visserij voorkomen?
Als we het hebben over ‘bijvangst’ in de MSC-gecertificeerde visserij op schol, hebben we het dus over bijvangst van de soorten a (zoals kabeljauw) b (zoals poon) of zelfs c (bruinvis). De visserij kan alleen gecertificeerd raken als de onafhankelijke certificeerder -dus niet MSC zelf- op basis van wetenschappelijke gegevens (zoals meerjarige reeksen van de vangstsamenstelling) heeft vastgesteld dat de drie types (a, b en c) aan de eisen van de MSC Standaard voldoen. De strekking is dat een bijvangst bestand/populatie niet significant negatief beïnvloed mag worden, maar hoe dit gemeten wordt verschilt per type bijvangst (en is anders dan voor de doelsoort, schol, zelf!):Bij a) primaire bijvangst is de eis dat het visbestand (in het voorbeeld dus kabeljauw) boven het zogenaamde point of recruitment impairment (PRI) blijft. PRI is het wetenschappelijk vastgestelde punt waar een bestand het moeilijk krijgt omdat het onvoldoende nageslacht genereert. Als het bestand op dit punt zit, kan de eis ook zijn dat alle MSC-gecertificeerde visserijen tezamen (dus niet alleen die op schol, maar ook alle andere MSC-visserijen in de Noordzee die kabeljauw vangen) de (kabeljauw)vangst beperken tot een hoeveelheid die het herstel van de populatie niet hindert.
Bij b) secundaire bijvangst (bijvoorbeeld dus poon) zijn de eisen vergelijkbaar, maar dan wordt het niet beoordeeld aan de hand van PRI, maar aan de hand van biologisch bepaalde limieten (BBL). Dat is hetzelfde als een PRI, maar dan voor niet beheerde vissoorten of bijvoorbeeld vogels.
Voor c) bijvangst van bedreigde en beschermde soorten geldt dat de bijvangst binnen wettelijke limieten moet zijn. Voor de bruinvis geldt bijvoorbeeld het ASCOBANS-verdrag, waarin een maximale menselijke druk op de populatie bruinvissen in de zuidelijke Noordzee is afgesproken (1,7% van de totale populatie van plm 350.000 individuen).
Schol die met het MSC-keurmerk verkocht wordt, komt dus uit een visserij waar voor alle bijvangst (of dat nu beheerde of onbeheerde vissen zijn, vogels, of zoogdieren) geldt dat de populaties/bestanden van die soorten niet bedreigd zijn, en dat vangsten binnen wettelijke beschermingsniveaus zijn (beschermde soorten).
Essentieel is dat gecertificeerde visserijen dit blijven monitoren, en moeten reageren op veranderingen in de omvang van de bestanden (deze kunnen ook fluctueren door verandering in voedselbeschikbaarheid of bijvoorbeeld klimaatverandering). Jaarlijks zijn er controle audits door de certificeerder en – indien er zorgen zijn over de omvang van een bestand of een andere ontwikkeling – er kunnen zelfs extra ‘expedited’ audits worden gehouden. Ieder vijf jaar doet een onafhankelijke certificeerder een uitgebreide evaluatie voor her-certificering van een visserij en Indien een audit aantoont dat een betrokken soort onder het betreffende limiet zit, kan dit leiden tot extra maatregelingen of opschorting van het MSC-certificaat.
Waarom krijgt bijvangst uit een MSC-visserij dan niet ook het MSC-keurmerk?
Het betekent niet dat de bijvangst kabeljauw of poon uit onze scholvisserij zélf gecertificeerd is, of duurzaam gevangen: dat kun je pas zeggen als ze net als de schol tegen Principe 1 (duurzaam bestandsniveau) worden beoordeeld. Want dat gebeurt anders en een stuk uitgebreider dan met PRI of BBL: dan gaat het over maximum sustainable yield (MSY), waar de combinatie van paaibiomassa (de hoeveelheid geslachtsrijpe vis) + de visserijdruk (hoeveel er per jaar wordt gevist op die hoeveelheid) + de maatregelen (beheerplannen en regels om bij bepaalde biomassa bijvoorbeeld niet meer te vissen) zodanig is dat de visserij tot in de lengte van dagen maximale opbrengst levert (lees hier meer, in het Engels). “Duurzaam gevangen” betekent dus een stuk meer dan “niet bedreigd” binnen het MSC-programma.Gaat de aanlandplicht iets veranderen aan hoe MSC omgaat met bijvangst?
De discussie over ‘bijvangst’ wordt de laatste jaren vooral in relatie tot de aanlandplicht gevoerd. Dat is een nieuwe maatregel uit het Europese visserijbeleid. Deze is sinds 2015geleidelijk ingevoerd en is in 2019 op alle Europese vloten van toepassing (uitzonderingen daargelaten). De regel schrijft voor dat Europese vissers in principe alle gevangen vis, voor zover die beheerd wordt, aan land moet brengen, en dus niks meer teruggooien in zee. Dit geldt dus ook voor ongewenste bijvangst. Die maatregel moet een prikkel genereren waarmee vissers selectiever gaan vissen (lees: minder bijvangst hebben).Omdat de MSC-Standaard in P3 bekijkt of aan alle relevante wet- en regelgeving wordt voldaan, komt deze wettelijke eis automatisch ook in de MSC assessment aan bod voor Europese visserijen. Immers: het is een Europese wet waaraan Nederlandse vissers moeten voldoen, dus is dit automatisch ook de minimumlat voor Nederlandse visserijen. Dit komt bovenop de bepalingen in principe 1 (vangst strategie bijvoorbeeld) en van principe 2 die verband houden met bijvangst en de vermindering daarvan, die voor alle visserijen ter wereld gelden.
Al met al is dit lastige materie. Heb je nog vragen? Neem vooral contact met ons op!